Herwildering in de Hooglanden

by Linde De Vroey published in Apache Magazine #11

Schotland staat voor velen synoniem met ongerepte, wilde natuur. Schijn bedriegt, want het Schotse landschap is het resultaat van eeuwenlang menselijk ingrijpen. In het licht van de ecologische crisissen, staat de herwildering van dat landschap hoog op de agenda. Om de verstoorde relatie tussen mens en natuur enigszins te kunnen helen, zal rewilding wel enkele valkuilen moeten vermijden.

’s Werelds eerste Rewilding Centre opende in april de deuren in Dundreggan, een natuurgebied in de Schotse Hooglanden op zo’n zestien kilometer van Loch Ness. Dit centrum is volledig gewijd aan rewilding of herwildering: een methode in het natuurherstel die de regeneratie van ‘wilde’ natuur centraal stelt. Het is geen toeval dat dit initiatief, dat gesteund wordt door nationale en internationale organisaties, vanuit Schotland komt. Met haar spectaculaire berglandschappen en uitgestrekte woestenijen is de dunbevolkte regio een iconische plek voor wildernis-zoekers. De herwildering van het landschap haakt in op dat imago. Maar er is meer aan de hand. Natuurherstel is in Schotland niet alleen een ecologisch verhaal, maar ook een poging om in het reine te komen met een donker verleden, een zoektocht naar culturele wortels, en een herdefiniëring van de plaats van de mens in het landschap. Zo komt in het complexe Schotse herwilderingslandschap een visie aan het licht die ook aan deze zijde van het Kanaal bijzonder inspirerend kan blijken voor het natuurherstel.

In de aanloop naar de opening van het Dundreggan Rewilding Centre trok ik enkele weken door Schotland, op zoek naar het hart van de plaatselijke rewilding-beweging op dit cruciale moment in de tijd. Sinds enkele jaren probeert een aantal organisaties de regio op de kaart te zetten als de eerste rewilding nation ter wereld. Ze roepen de Schotse regering op om tegen 2030 een derde van het Schotse landschap te herwilderen. Daarmee bedoelen ze: prioriteit maken van het herstel van kwetsbare inheemse ecosystemen zoals veenland, gematigd Atlantisch regenwoud en het legendarische Caledonische woud. Centraal daarin staan ‘autonome ecologische processen’: de complexe interacties tussen de dieren, planten, bodem en geografische elementen die deel uitmaken van een ecosysteem. Van het verwijderen van invasieve exoten om ruimte te maken voor inheemse soorten, over bomen planten die zich zelfstandig kunnen voortplanten, tot de natuurlijke stroming van waterlopen herstellen zodat kwetsbaar veenland kan regenereren. Rewilding werkt samen met de natuur om een gezonder landschap te creëren voor planten- en diersoorten.

De oproep om Schotland te herwilderen gaat uit van initiatieven als de Scottish Rewilding Alliance en Scotland: the Big Picture, koepelorganisaties die een waaier aan projecten ondersteunen, zoals advies aan lokale landeigenaars of promotiecampagnes. Ze slaan een brug tussen verschillende rewilding-initiatieven en andere spelers in het landschap, met het doel hen te verenigen in een geïntegreerde landschapsvisie. De talrijke kleine liefdadigheidsorganisaties, gemeenschapsprojecten en private personen die zich in Schotland met natuurherstel bezighouden, hebben elk hun eigen doelen en prioriteiten en botsen dan ook soms. Een van de splijtzwammen is het gebruik van dat woord ‘rewilding’, een neologisme dat het laatste decennium snel aan populariteit wint. Sommigen omhelzen de term, die voor velen tot de verbeelding spreekt en lijkt te impliceren dat het herstel van wilde, autonome natuur (eindelijk) prioriteit krijgt. Anderen deinzen ervoor terug vanwege de weerstand die het oproept bij een deel van de lokale bevolking. Rewilding wordt vaak geassocieerd met plannen om grote carnivoren te herintroduceren, met grote afgesloten stukken wildernis waar de mens geen plaats heeft, of met een misantrope houding in het algemeen. Verschillende initiatieven verkiezen daarom het neutralere 'restoration', natuurherstel. In de praktijk blijkt echter weinig verschil te bestaan tussen rewilding en restoration in Schotland, in elk geval wat de ecologische kant van de zaak betreft. Beide vlaggen dekken een diverse lading aan benaderingen van natuurherstel. Daarom is een geïntegreerde visie voor natuurherstel op landschapsniveau een belangrijke uitdaging.

De lappendeken aan organisaties en benamingen maakt het moeilijk om een exact cijfer te plakken op het aantal initiatieven dat zich inzet voor natuurherstel, maar het zijn er intussen minstens honderden. Voor een regio met amper vijf miljoen inwoners is dat behoorlijk indrukwekkend. Het mag op het eerste zicht vreemd lijken dat een aanpak die pleit voor herwildering zo’n succes kent in een regio die reeds zo wild lijkt, althans in vele ogen. De ruwe rotspartijen, uitgestrekte hoogvlakten en besneeuwde toppen van de Highlands gelden als een van de "laatste wildernissen" in West-Europa. Outdoor-liefhebbers worden van verre aangetrokken door de mogelijkheid een eenzame bergtop te beklimmen of urenlang door een verlaten landschap te wandelen. In werkelijkheid weerspiegelen de Hooglanden vooral een wildernis-paradox. Het kale, woeste landschap is in grote mate een menselijk product en heeft nog weinig gemeen met de ecosystemen die we hier een paar honderden jaar geleden konden aantreffen: drassig veenland, Atlantisch of Keltisch regenwoud met de karakteristieke kromgegroeide, door de wind geharde berken, eiken en hulst, en in het binnenland een immens, uitgestrekt woud van grove den, eik en jeneverbes dat de Romeinen tweeduizend jaar geleden het Caledonische woud doopten. Eeuwen van ontbossing, drainage, intensieve veeteelt en veldsporten hebben het landschap drastisch veranderd – en ecologisch uitgehold. Het land dat ooit een thuis bood aan een overvloed van boom-, planten- en diersoorten, is veranderd in een monocultuur waar zelfs de schapen en herten, de enige soorten die nog talrijk aanwezig zijn, nauwelijks voldoende te eten vinden. In de jaren 90 bleef nog amper 1% over van het ooit zo indrukwekkende Caledonische woud. Alle wildernisfoto’s ten spijt, waren de Hooglanden hun wilde karakter in sneltempo aan het verliezen.

Twee miljoen bomen

Een ontmoeting tussen een van de laatste stukjes van dat Caledonische woud en een gedreven mens, vormde het startschot van het Schotse rewilding-verhaal. Aan het eind van de jaren 70 bezocht de jonge Alan Watson Featherstone, net terug van een reis naar Canada, een bijzondere vallei op een paar mijl van Dundreggan. In deze Glen Affric, diep verscholen tussen de heuvels, bleef een van de laatste ongerepte stukjes van het Caledonische woud bewaard. Alan trof er een aantal impressionante exemplaren van de grove den van honderden jaren oud. Bomen die ook wel eens affectief granny pines genoemd worden. Alan had in feite gepland om terug te keren naar de Canadese wildernis, maar vond in Glen Affric een nieuwe roeping: het Caledonische woud herstellen. "In de vroege jaren 80 begon ik een relatie op te bouwen met die plek", vertelt Alan. "Het was een prachtig woud, maar alle bomen waren oud. De bomen stierven van ouderdom, en er waren geen nieuwe bomen om hun plaats in te nemen. Alle zaailingen werden opgegeten door de herten. Het was duidelijk dat het hele ecosysteem uit balans geraakt was. Het werd me toen heel duidelijk: iemand moet hier iets aan doen." Aangezien die ‘iemand’ nergens te vinden was, nam Alan zelf die herculische taak op zich. Hij verdiepte zich in ecologie en biodiversiteit, begon lokale landeigenaars te overtuigen van het belang van natuurherstel en zocht naar fondsen en vrijwilligers om bomen te planten en hekken te plaatsen.

Een van de belangrijkste – en duurste – uitdagingen voor natuurherstel in Schotland is het aantal herten reduceren. Edelherten en reeën vormen een natuurlijk onderdeel van het ecosysteem, maar hun aantal is zodanig toegenomen dat ze landschappen volledig kaalvreten. Hun hoge aantal is te wijten aan de uitroeiing van grote roofdieren als de wolf en de lynx, maar vooral aan de populariteit van de hertenjacht, een geliefd tijdverdrijf van de Britse upper class. Paradoxaal genoeg leidde die jacht niet tot minder, maar tot méér herten. Om hun gasten een geslaagde jacht te verzekeren, hielden (en houden) de hunting estates het aantal herten op hun gebied hoog door herten te kweken en ’s winters bij te voederen. Helaas zijn ook jonge boompjes een geliefd hapje op het hertenmenu. Een overvloed aan herten leidt zo tot een tekort aan zaailingen, waardoor het woud geen kans krijgt om zelfstandig te regenereren. Vrijwel elk natuurherstelproject in Schotland kijkt aan tegen de torenhoge kosten van speciale deer fences die de hongerige herten moeten buitenhouden. Glen Affric kreeg een eerste hertenhek in 1990, het symbolische startschot voor de regeneratie van het woud in de glen. Drie jaar later werd Trees for Life formeel geregistreerd als onafhankelijke organisatie. Vandaag is ze uitgegroeid tot een organisatie met zo’n zestig werknemers en honderden vrijwilligers, actief op verschillende locaties in de Hooglanden. In 2008 kocht Trees for Life met steun van donoren het Dundreggan Estate nabij Glen Affric. Dundreggan is momenteel het vlaggenschip van de organisatie, met accommodatie voor vrijwilligers, een indrukwekkende boomkwekerij waar elk jaar zo’n 100.000 zaailingen gekweekt worden, en nu ook een Rewilding Centre. Sindsdien plantte de organisatie, met de hulp van honderden vrijwilligers, al twee miljoen bomen in de regio.

Dit menselijke ingrijpen in herwildering staat niet haaks op het basisidee dat de natuur ook haar eigen gang mag gaan. Alan noemt het "co-creatie met de natuur". Dat betekent "de natuur laten doen wat ze wil doen, maar haar daar wel een handje bij helpen. "Want als wij de natuur niet op zoveel plekken vernietigd hadden, zou dat allemaal op natuurlijke wijze gebeuren. Maar wij hebben de natuur verstoord: we hebben de bomen omgekapt, de grote roofdieren uitgeroeid, de herten bijgevoederd, en nu is alles uit balans. Het is onze taak om de balans te herstellen." Rewilding gaat dus niet om het herstel van een ‘oorspronkelijk’ ecosysteem, maar in de eerste plaats om het herstel van een balans die verstoord door vervuiling, boskap, begrazing, landbouw, bewoning en klimaatopwarming – menselijke ingrepen in het landschap die leidden tot ecologische degradatie. Bij herwildering krijgen mensen een andere mogelijkheid aangereikt om in te grijpen: in plaats van de natuur tegen te werken, te controleren of te onderdrukken, kunnen ze die natuur vooruit helpen. In de kern draait herwildering dan ook om het opbouwen van een nieuwe relatie tussen natuur en mens, een relatie die weerspiegeld wordt door een overstap van controle naar co-creatie.

Mens in het wild

Die relatie is in de praktijk niet makkelijk te navigeren. Rewilders botsen op dilemma’s en uitdagingen die het menselijke ingrijpen telkens opnieuw in vraag stellen. Hebben we als mens het recht om te beslissen welke soorten waar groeien? Is het gerechtvaardigd om een bos te kappen, of een landschap volledig af te graven om veenland te recreëren? Is het gerechtvaardigd herten af te schieten? Daarnaast komen er – vaak nog moeilijkere – uitdagingen om de hoek kijken wanneer herwildering geconfronteerd wordt met sociale en culturele keuzes. Natuurherstel vindt niet plaats in een vacuüm. Sociale, politieke, economische en culturele belangen spelen een rol. Ecologische keuzes worden ingegeven door de wetenschap, beleidskaders en subsidiekanalen. Anderzijds hebben ecologische keuzes ook sociale, economische en demografische gevolgen. Dieren- en plantensoorten trekken zich niets aan van de grenzen tussen wildernis en civilisatie, en bewegen van natuurgebied naar landbouwgrond. Een gebied herwilderen betekent daarenboven in veel gevallen dat dat land niet (langer) gebruikt kan worden voor andere activiteiten, zoals veeteelt of commerciële jacht. Het is in dit culturele landschap dat herwildering op haar grootste uitdaging botst: hoe een duurzaam natuurherstel te verzoenen met een duurzame sociale, economische en culturele realiteit? Wanneer herwildering er niet in slaagt om deze vraag afdoende te beantwoorden, stuit ze onherroepelijk op verzet. Dat is in de Schotse Hooglanden niet anders. Het woord ‘rewilding’ heeft in sommige oren intussen zo’n negatieve bijklank dat een opvallend aantal organisaties de term bewust mijdt om geen olie op het vuur te gooien in een reeds verhit debat. Enerzijds staan de belangen van schapenboeren en jachtopzichters vaak haaks op die van het natuurherstel. Maar het verzet gaat ook dieper, naar de wortels van de machtsstructuren die verankerd zijn in de complexe geschiedenis van het Schotse landschap.

Amper een eeuw geleden had Schotland nog te kampen met de naweeën van de Highland Clearances, een lang en pijnlijk proces van gedwongen onteigeningen tussen de achttiende en vroege twintigste eeuw. In deze periode werd een groot deel van de lokale bevolking uit hun huizen en van het land verdreven om plaats te maken voor schapen, jachtgebied en houtkap. De Clearances markeren de ondergang van het dominante culturele leven dat eigen was aan de Hooglanden: de cultuur van de Gaels. De Gaels spraken het Schots-Gaelisch, een taal die vandaag nog door naar schatting slechts 60.000 mensen wordt gesproken, maar vrijwel nooit als eerste taal. Het culturele leven was georganiseerd rond een orale traditie van muziek, zang, verhalen en poëzie, waarbij heel wat gedichten, liederen en verhalen over de directe omgeving gingen. De Gaels leefden in kleine gemeenschappen die sterk afhankelijk waren van hun directe omgeving voor bijna al hun dagelijkse activiteiten: van hun voedsel tot het dak boven hun hoofd, van hun kleding tot hun medicijnen. De economie bestond uit de kleinschalige productie van groente, haver en rogge op gemeenschappelijk beheerd land, en ook boter was een waardevol product. Huizen werden gebouwd van stenen en varens uit de omgeving, kleding werd geverfd met pigmenten van planten en korstmossen, en whisky op smaak gebracht met jeneverbes. De plaatsgebonden Gaelische cultuur ontstond niet vanuit een romantisch idee van harmonie met de natuur, maar wel vanwege de isolatie van de Hooglanden en de sterke afhankelijkheid van het landschap die de traditionele Gaels daardoor ervaarden. De Clearances maakten een abrupt einde aan deze traditionele levenswijze. Politieke factoren, economische belangen en de verlichte logica van het kapitalisme, droegen ertoe bij dat een aanzienlijk aantal voormalige clanleiders zich ontpopte tot ware grootgrondbezitters (lairds) in de moderne stijl van die tijd. Een regeneratieve, lokale economie ruimde op korte tijd plaats voor een kapitalistische logica die op export was gericht. In deze nieuwe logica bleken hout en schapen het beste wat de Hooglanden te bieden had. Zo kwam ook de ecologische degeneratie van het landschap in een stroomversnelling.

De Clearances maken in de Hooglanden en Westelijke Eilanden nog steeds deel uit van het collectieve geheugen en de echo’s klinken door in het hedendaagse debat over landgebruik. Binnen het natuurherstel wordt de link gelegd tussen de Clearances, de introductie van schapen en de ecologische achteruitgang. Anderzijds beschuldigen tegenstanders van rewilding de beweging ervan dat ze de lokale bevolking opnieuw van het land wil verjagen. Opponenten introduceerden zelfs termen als ‘green lairds’ en ‘green clearances’. Dat rewilding in de Hooglanden populair is geworden bij grote, vaak buitenlandse miljonairs en landeigenaars, werkt de beeldvorming rond een hedendaagse elite van groene lairds in de hand. Onder deze elite bevinden zich de Deense miljonair en Asos-topman Anders Povlsen, oprichter van Wild Lands en een van de grootste landeigenaars in Schotland, ex-meubelgigant Paul Lister, eigenaar van het Alladale Wilderness Reserve, en Solarcentury-topman Jeremy Leggett, oprichter van Highlands Rewilding. Ook multinationals als Aviva en Brewdog kochten land in Schotland om met herbebossingsprojecten hun CO2-uitstoot te compenseren. Waar deze initiatieven een belangrijke ecologische bijdrage leveren, werken ze de beeldvorming rond natuurherstel als een bezigheid van de elite in de hand. Dat ontlokt zelfs voorstanders van de ecologische zaak kritiek. In een lokaal debat over landgebruik legde een parlementslid van de Green Party de vinger op de zere wonde: "De Hooglanden zijn een regio geworden waar de rest van de wereld denkt hun CO2-uitstoot te kunnen komen compenseren, waardoor het platteland voor de Schotten zelf onbetaalbaar is geworden." De ‘groene gentrificatie’ van de Hooglanden zet de lokale bevolking serieus onder druk. Tussen 2021 en 2022 steeg de grondprijs in Schotland met wel 87%. Rewilding wordt, naast het toerisme, algemeen beschouwd als een van de grote oorzaken. Huizen- en grondprijzen in de Hooglanden zijn intussen zodanig gestegen dat (jonge) mensen er niet meer in slagen een betaalbare woning te vinden – een enigszins wrange gedachte in een van de dunst bevolkte regio’s van West-Europa.

Gemeenschap aan zet

De Schotse context zet een uitdaging in de verf waar herwildering ook op andere plekken mee te kampen heeft: de populariteit van rewilding, opgepikt door een rijke elite binnen een globale markteconomie, dreigt herwildering uit te hollen tot een luxueus modeverschijnsel dat geen structurele garanties kan bieden voor menselijk of ecologisch welzijn op lange termijn. De gespannen situatie in de Hooglanden zette enkele vooruitstrevende organisaties er al toe aan een visie te ontwikkelen die het menselijke welzijn en de plaatselijke context wél radicaal meeneemt. Twee strategieën tonen een veelbelovende route voor inclusief natuurherstel: projecten geleid door de gemeenschap, en projecten waarbij herwildering hand in hand gaat met culturele revitalisatie. Zij tillen rewilding van "co-creatie met de natuur" ook naar "co-creatie met een lokale gemeenschap".

Rond de millenniumwisseling startte een aantal buurtbewoners in de Zuidelijke Uplands een initiatief dat tot doel had het landschap te herwilderen door bos te regenereren: het Carrifran Wildwood. Intussen wordt Carrifran beschouwd als een voorbeeldproject van rewilding in de omgeving, waarbij het op bijzondere interesse van ecologen kan rekenen. Even bijzonder is het bestuursmodel dat Carrifran adopteerde: het gebied is eigendom van de gemeenschap en alle beslissingen worden democratisch gemaakt door een groep van lokale bewoners. Sindsdien namen initiatieven in de Schotse Laaglanden, Hooglanden en Eilanden een gelijksoortig model van gemeenschapsbestuur over: Langhorn en Leadburn in de buurt van Carrifran zijn pioniersprojecten in community-led natuurherstel, terwijl Ardura en Tiroran op het eiland Mull een gemixt model adopteerden waarin duurzame houtkap inkomsten voor natuurherstel én andere gemeenschapsprojecten genereert. Het succes van zulke projecten wordt daarbij mede mogelijk gemaakt door een beleidskader dat deze aanpak ondersteunt. Om de concentratie van land in de handen van grote, private landeigenaars tegen te gaan, voerde de Schotse regering in 2003 een maatregel in waardoor lokale gemeenschappen prioriteit krijgen om land te verwerven dat te koop komt. Die beleidsmaatregel gaf deze gemeenschappen de mogelijkheid om hun eigen vorm van natuurherstel op te starten, met een diversiteit aan benaderingen tot gevolg.

Ook land dat eigendom is van een organisatie of zelfs een privé-eigenaar kan een plek zijn waar de gemeenschap welkom is. Eén voorwaarde daarvoor is reële inspraak. Een voorbeeld van zo’n project is Tireragan, op het verre zuidwestelijke punt van het eiland Mull, waar leden van de lokale gemeenschap mee beslissen over natuurherstel op privaat domein. Twee Nederlandse kunstenaars, Miek Zwamborn en Rutger Emmelkamp, beheren er het land in naam van de Nederlandse eigenaars. Tussen de schapenboerderijen, rotsige kliffen en de zee hebben ze niet alleen een afgelegen thuis gemaakt voor zichzelf en bezoekende kunstenaars, maar ze namen ook een trekkersrol op in het ecologische herstel van het omringende gebied. Alle beslissingen gebeuren evenwel in samenspraak met een bestuursraad van buurtbewoners. In dat bestuur zetelen enthousiaste bewoners die het project genegen zijn, maar ook hun buurman, een schapenboer die in principe tègen het hele project gekant is. "Maar op die manier heeft hij inspraak, en weet hij wat er gebeurt", legt Rutger uit. De achterdocht van hun buurman is volgens hem een bijna existentiële kwestie. Schapenboeren hebben immers generaties lang het landschap bevochten om grasland te creëren: struiken en heide werden afgebrand, veen drooggelegd. Dat werk ongedaan maken door bomen te gaan planten of kanalen dicht te gooien, is dan een onbegrijpelijke verspilling van goed land en arbeid. Toch helpt het om de dialoog aan te gaan en bewoners bij beslissingen te betrekken. Miek, Rutger en hun buren leven op goede voet. "Als het nodig is, dan helpen we hem met de schapen", vertellen ze. "Al zijn we natuurlijk in principe tegen de schapen." Wanneer we over het land wandelen, vinden we een verdwaald schaap dat vast kwam te zitten in een modderige sloot. Rutger helpt zonder aarzelen het dier uit het koude water. Filosofische principes zijn één ding, maar het leven op een eiland vraagt om een pragmatische instelling – en vooral om begrip en interesse voor iedereen die je tegenkomt.

Die aandacht geldt ook voor de sporen van het verleden die overal te vinden zijn. Het landschap is hier de levende getuige van een menselijke geschiedenis. In het hart van Tireragan, vlakbij de nieuwe turfdammen die Miek en Rutger er met een ploeg van vrijwilligers bouwden in het kader van veenrestauratie, liggen de oude ruïnes van twee Gaelische dorpen. De stenen muren staan nog gedeeltelijk overeind, maar de daken, die gemaakt werden van varens of heide, zijn reeds lang uit het landschap verdwenen – zoals ook hun bewoners verdwenen zijn na de Clearances. Maar wie goed kijkt, kan overal sporen terugvinden van die menselijke aanwezigheid. Kleine verschillen in de vegetatie tonen waar ooit de Gaelische akkers en shielings gelegen hebben. Rutger en Miek zijn intussen erg vertrouwd geraakt met de ecologie én de geschiedenis en van het land. Terwijl we over het drassige terrein ploeteren, wijzen ze op zeldzame planten, een steenarend en de verticale lijnen in het landschap die de aanwezigheid van akkers verraden. De kennis van de culturele geschiedenis van de plek is belangrijk, omdat die hen ook een stukje dichter bij het landschap brengt. Miek verdiept zich in wildpluk en het traditionele gebruik van planten op het eiland en schreef Wieren, een poëtische veldgids over het verzamelen van zeewier. Een plek leren kennen, voor een plek zorgen, betekent zelf ook onderdeel worden van het landschap, zich ervan bewust worden dat de plek het leven gaat bepalen. "Op een gegeven moment liepen we over het land en beseften we dat de conversatie die we nu hebben, over de drassige grond of het uitzicht van de heide of de koude voor de tijd van het jaar, hier al honderden keren gevoerd moet zijn. Ze hoort bij het landschap." Zulke observaties leggen een gedachte bloot die cruciaal is voor herwildering en natuurherstel: mensen en hun cultuur bepalen niet alleen hun omgeving, maar worden er zelf ook door bepaald. Tussen cultuur en natuur bestaat een wederkerige relatie die wordt gedefinieerd door de concrete plek waarin ze gevormd wordt.

Relatietherapie

De wederkerige relatie tussen cultuur en natuur wordt misschien wel nergens beter weerspiegeld dan in het nieuwe Dundreggan Rewilding Centre. Het centrum fungeert als de toegangspoort tot het achterliggende gebied, waar uiteenlopende wandelpaden de bezoekers het landschap inleiden. Dat landschap wordt gekenmerkt door een laag woud van jeneverbes, eik, lijsterbes en grove den, beekjes en watervallen, gele tumuli en adembenemende uitzichten op de glen, althans voor wie de moeite neemt op te klimmen naar de hoger gelegen heuvels. In het centrum zelf vinden bezoekers meer uitleg over rewilding en natuurherstel, dieren- en plantensoorten, Trees for Life, én een schat aan informatie over de menselijke en culturele geschiedenis van Dundreggan. Deze aandacht voor mens en cultuur kadert volledig in de visie die Trees for Life radicaal geadopteerd heeft: rewilding is een verhaal van mensen. Getuigenissen van medewerkers, vrijwilligers en bewoners delen de voordelen die herwildering kan bieden aan iedereen die zich engageert in natuurherstel: zingeving, de kans om buiten te komen, mentale ontspanning, een betere band met de plek, verbondenheid met de omgeving en de gemeenschap. Zulke bevindingen zijn niet alleen anekdotisch, maar worden ook door wetenschappelijk onderzoek ondersteund. Voor de bouw van het Dundreggan Rewilding Centre voerde de organisatie bovendien verschillende consultaties in de omgeving uit. Het was op vraag van de lokale gemeenschap dat de Gaelische taal, geschiedenis en cultuur een centrale plek kregen toebedeeld in het Rewilding Centre. Alle informatie wordt in twee talen aangeboden: Engels en Gaelisch. Gaelische verhalen, plaatsnamen, gedichten en gebruiken nemen een centrale plek in. Toch is het Rewilding Centre geen museum. De Gaelische cultuur wordt er niet gepresenteerd als dode geschiedenis of heemkunde, maar als een levende herinnering binnen het landschap.

Een grote kaart toont de rijke verzameling van plaatsnamen rond Dundreggan, namen die steevast verbonden zijn met de specifieke ecologie, verhalen of gebruiken van het landschap. Creag an Fhìr-eoìn, de rots van de steenarend, verwijst naar een voormalige broedplaats. Allt Feàrna, elzenbeekje, duidt erop dat er hier ooit een elzenbos of één belangrijke els gegroeid moet hebben. Sìthean Mullach, elfenheuvel, duidt op interacties met de Gaelische otherworld die aan deze plekken werden toegeschreven. Sommige namen verwijzen naar de aanwezigheid van shielings, akkers of dorpen. Gedichten en liederen bezingen het uitzicht van de glen in de zomer of de reizen die bewoners door het landschap maakten. Zo kunnen oude plaatsnamen, gedichten en verhalen veel prijsgeven over de historische ecologie van het gebied en over de manier waarop mensen dat landschap gebruikt en ervaren hebben. Ze brengen iets aan het licht over een specifieke relatie tussen mens en landschap. "Duizenden jaren lang hebben we een beroep gedaan op het landschap voor onze beschutting, levensonderhoud en welzijn – en dat doen we vandaag nog steeds", kan de bezoeker in het Rewilding Center lezen. "Rewilding draait niet alleen om het landschap, maar ook om onze relatie met de natuur." Dat laatste is bijzonder relevant in het licht van die andere grote uitdaging waar herwildering vandaag voor staat: de relatie tussen mens en omgeving transformeren. Het verleden kan daarbij als inspiratiebron dienen. Niet om klakkeloos over te nemen, maar om het landschap (opnieuw) te leren kennen vanuit een andere vertrekhouding.

Het is in dit licht dat ook historische, culturele en etnografische benaderingen van het landschap bijzonder relevant kunnen blijken voor herwildering en natuurherstel. We hoeven daarvoor niet altijd zo ver terug te gaan in de tijd. De organisatie Seawilding, die zich inzet voor het herstel van het maritieme leven op verschillende plekken aan de Westkust, voert een onderzoek naar de herinnering en orale overlevering van oudere residenten in de regio. Zulke lokale herinneringen zijn erg waardevol omdat ze, net als de Gaelische verhalen, getuigen van de enorme ecologische achteruitgang die plaatsvond op een korte tijdspanne. Waar oudere bewoners in hun jeugd op zalm gingen vissen of wieren en oesters verzamelden, zijn die praktijken vandaag de dag grotendeels uit het landschap verdwenen. Een combinatie van ecologische uitputting, strengere regulatie en vergetelheid maakte een einde aan deze plaatsgebonden praktijken. Aandacht voor herinneringen die getuigen van zowel een ander landschap als van een andere relatie met de omgeving, kan inspiratie bieden om de cirkel te doorbreken.

Herwildering in Schotland biedt een fascinerende inkijk in de complexe relatie tussen natuur, cultuur en geschiedenis. Het reikt een aantal mogelijke methoden aan om deze herwilderingsgedachte mee te nemen in natuurherstel. Dat betekent niet dat we dezelfde mogelijkheden hier zomaar kunnen overnemen. De Schotse casus maakt duidelijk dat vooral lokale context erg belangrijk is. Het is daarentegen wel mogelijk inspiratie te halen uit de inclusieve en doordachte visie op natuurherstel die deze pioniersprojecten promoten. Ze tonen dat herwildering niet alleen kan bijdragen aan de regeneratie van bos en heide, maar ook de weg wijst naar het herstel van een diep verstoorde relatie tussen mens en leefomgeving. Zo biedt Schotland inspiratie voor een visie op rewilding- en natuurbeheer waarin mensen en lokale cultuur een centrale plaats innemen in een gerevitaliseerd landschap. Alleen op die manier kan herwildering een antwoord bieden op misschien wel het grootste vraagstuk van onze tijd: de verstoorde relatie tussen mens en cultuur.

Miek Zwamborn